Stoomtreinen:
De eerste dingen die op stoomaandrijving werkten hadden laten zien dat het mogelijk is om op een snelheid te reizen waarvan mensen slechts konden dromen.
De allereerste locomotief werd uitgevonden in 1804, door de Engelsman Richard Trevithick. Rails bestond al langer. Maar daar reden geen treinen op maar lorries die werden getrokken door paarden. Deze paardentreinen werden in kolenmijnen gebruikt en reden een korte afstand naar een rivier of kanaal dat vlakbij lag. Trevithick werkte bij de tinmijnen in Engeland en omdat er steeds dieper werd gegraven kwam er steeds meer wateroverlast. Hij bouwde een machine (op stoom) om het water weg te pompen. Later zette hij er wielen onder, en demonstreerde zijn uitvinding in Londen, waar hij mensen tegen betaling een rondje liet rijden in een koets, getrokken door zijn locomotief. Niemand vond dit kennelijk interessant want er was geen belangstelling.
Toen de locomotief werd uitgevonden zorgde dat voor een omwenteling op vervoer.
Twee Britse ingenieurs, George en Robbert Stephenson (Vader en zoon) volgden de ingeslagen weg en bouwden in 1825 de eerste locomotief die ook echt reed op de rails. Ze hadden hem de naam Rocket gegeven. Daarna maakten ze nog meer betrouwbare locomotieven voor klanten over de hele wereld . Binnen 10 jaar waren complete landen met elkaar verbonden met spoorwegen. De stoomlocomotief zou tot ongeveer 1950 het meest gebruikte massavervoermiddel (waar veel mensen in kunnen) blijven.
De eerste stoomtrein in Nederland reed pas op: 20 september 1839,van
Amsterdam naar Haarlem en weer terug getrokken door de loc’s met de namen Arend en Snelheid. Hij reed 30 km per uur.
De kracht van stoom is zo sterk dat je er via een ingewikkeld systeem een locomotief op kunt laten bewegen.
De stoom laat de wielen draaien en deze zetten de trein in beweging. Daarvoor heb je wel veel stoom nodig. Stoom krijg je door water te verhitten. Een locomotief heeft dus veel water nodig. Om het water te verhitten gebruikt men steenkool. Vroeger, en nu nog soms, zit er achter de locomotief een speciale kar met daarin steenkool. Want als de steenkool op was, reed de trein niet! Dus namen ze altijd wat extra mee.
Hoe zag een ritje op een stoomlocomotief eruit? Op de locomotief zaten twee mensen: de stoker en de machinist. De machinist zorgde ervoor dat de trein van A naar B reed. De stoker zorgde ervoor dat de locomotief “onder stoom bleef “. Hij gooide telkens genoeg kolen in de vuurkist zodat er genoeg stoom was om de trein te laten rijden.
In de cabine was een luik en daarachter was de vuurkist. De stoker opende het luik en gooide met een grote schop nieuwe kolen op het vuur. Als het luik openging kwam er heel veel hitte en roet uit. Een stoker was altijd zo zwart als roet. De druk in de ketel was af te lezen op een speciale klok. Werd de druk te laag dan moest er kolen op het vuur. Werd de druk te groot dan moest er stoom worden afgeblazen, bijvoorbeeld door de stoomfluit te laten fluiten.
De eerste treinen waren ontworpen voor het vervoer over korte afstanden. Men snapte echter al snel dat er ook geld verdiend kon worden door treinen als een goedkoop en makkelijk vervoermiddel voor reizigers te laten rijden.De spoorwegmaatschappijen hebben toen verschillende klasses van treinreizen bedacht. Wie het meest betaalde reisde 1e klas met de beste zitplaatsen en de meeste ruimte. Passagiers 2e klas betaalden iets minder, en zaten in een iets kleinere en minder luxe coupé. In de begintijd bestond daarnaast ook nog een derde klas. Hierin reisden mensen vaak in wagons zonder dak en zonder zitplaatsen.
Tegenwoordig zijn de enige stoomtreinen die nog in Nederland treinen toeristentreinen.